Deze editie van Milaan-Sanremo heeft zowat alle records gebroken. De gemiddelde snelheid van winnaar Jasper Philipsen bedroeg 46,11 kilometer per uur. Daarmee sneuvelde een meer dan 20 jaar oud record. Ook het klimrecord op de Poggio ging eraan.
UAE Team Emirates boezemde in de dagen in aanloop naar Milaan-Sanremo angst in. Ploegleider Matxin vertelde dat de ploeg rond Tadej Pogacar op een plan broedde waarbij de Cipressa in minder dan negen minuten beklommen zou worden. Dat zou een stratosferisch snelle tijd zijn, want het record stond op naam van Colombo en Gontchenkov, die in 1996 de beklimming in 9:19 afwerkten.
Het plan van UAE leek te gaan werken toen Isaac Del Toro een verschroeiend tempo oplegde, maar de inspanning van de getalenteerde Mexicaan reikte niet tot boven. En de andere ploegmaats van Pogacar waren, op een sterke Tim Wellens na, in geen velden of wegen te bespeuren. Het buskruit té vroeg verschoten, zo stelde ook Wellens vast. “Iedereen verwachtte op de Cipressa de snelste tijd ooit door hun move, uiteindelijk was het misschien wel de traagste”, zei Mathieu van der Poel laconiek op de Via Roma.
Een tikkeltje overdreven, om het met een understatement te zeggen. Met 9:26 werd nog steeds een bijzonder scherpe tijd op de tabellen gereden, maar dus nét niet scherp genoeg voor het record.
De beklimming van de Poggio werd er daarentegen wél eentje voor de geschiedenisboeken. Met dank aan Wellens, die haast als een kopie van 2023 het pad effende voor Pogacar. De Sloveen dropte twee bommen, maar kon de koers uiteindelijk niet naar zijn hand zetten. Als troostprijs mocht hij wel de snelste beklimming van de Poggio ooit op zijn conto schrijven. 5:38, twee seconden sneller dan Van der Poel vorig jaar. Goed voor een gemiddelde snelheid van 39,41 km/u. En dat na zo’n 280 kilometer koers. Waanzin.