Wilco Kelderman deed eigenlijk alles goed in de twaalfde Vuelta-rit, maar stuitte op een sterkere Richard Carapaz. De forse kopgroep werd door Keldermans ploegmakker Matteo Fabbro op de slotklim naar Estepona snel uitgedund, waarna in de laatste twee kilometer Carapaz zoals verwacht de aanval koos. Kelderman kwam net tekort en finishte op negen tellen van de Giro-winnaar van 2019 en regerend olympisch kampioen.
Voor Kelderman was dit een dag waarop hij de mooiste zege uit zijn loopbaan kon boeken. De 31-jarige stilist heeft met een derde (Giro 2020), vierde (Vuelta 2017) en vijfde (Tour 2021) plaats in grote rondes een indrukwekkende erelijst, maar de Nederlander die volgend jaar naar Jumbo-Visma verhuist, is geen veelwinnaar. Hij boekte in totaal slechts vier profzeges, en geen van dat kwartet was er één op WorldTour-niveau. De teleurstelling was dan ook groot dat hij er opnieuw nipt naast greep.
„Matteo deed het geweldig op die klim door hoog tempo te rijden en iedereen te slopen. Dit soort lange beklimmingen (19km aan 6,7%, red.) ligt mij goed, maar uiteindelijk moet je wel de benen hebben. Ik voelde me goed, maar Carapaz was helaas te sterk voor mij”, aldus de Nederlander van BORA-hansgrohe, die een dag eerder zijn landgenoot en ploegmaat Danny van Poppel ook al tweede zag worden. Kelderman deed wel uitstekende zaken in het algemeen klassement, want hij is nu zesde op 6.28 van Remco Evenepoel.
De Belgische rodetruidrager beleefde een schrikmoment in de aanloop naar de slotklim, toen hij onderuit gleed in een bocht en zijn rechterzijde schaafde. „Het was heel glad, een beetje vettig en ik zag dat de motoren voor ons wat vertraagden. Ik wilde die bocht wat afsnijden, maar deed dat een beetje te veel. ’Shit happens’. Gelukkig viel ik niet op mijn bot, maar mijn spieren. Ik houd een goed gevoel over aan deze rit, dat is het belangrijkste.”