Het gala van de ‘Portugal Football Globes’ draaide dinsdag wederom om één man: Cristiano Ronaldo. De Portugese vedette kreeg een trofee voor zijn verdiensten bij de Portugese nationale ploeg. De 40-jarige aanvaller van Al-Nassr debuteerde op 20 augustus 2003. Hij staat na 223 interlands op 141 goals en 45 assist. Hij won het EK 2016 en de Nations League in 2019 en 2025.

„Het spreekt voor zich dat ik dit shirt met veel passie draag”, zei Cristiano Ronaldo in zijn speech. „Ik zeg wel vaker: als het kon, zou ik alleen voor de nationale ploeg spelen, en niet voor een andere club. Voor een voetballer is dat het allerhoogste.”

Ze zullen het bij Al-Nassr, zijn huidige werkgever in Saoedi-Arabië, waarschijnlijk een bijzondere uitspraak vinden. Ronaldo tekende in juni namelijk een nieuwe tweejarige verbintenis bij Al-Nassr, goed voor het duurste contract óóit in de sportgeschiedenis: 360 miljoen euro in twee jaar tijd, een slordige 493.000 euro per dag. Zo erg zal hij dat clubvoetbal dus ook niet vinden.

Ronaldo speelde zijn allereerste interland voor Portugal op 20 augustus 2003, toen hij direct na rust inviel voor Luís Figo bij de oefeninterland tegen Kazachstan (1-0) in Chaves. De meeste voetballers kunnen alleen maar dromen van zo’n lange carrière, zeker aan de absolute wereldtop.

Op zijn 40ste lijkt de Portugees trouwens nog niet aan zijn voetbalpensioen te denken. Ronaldo won al het EK en afgelopen zomer voor de tweede keer de Nations League, maar heeft nu zijn zinnen gezet op de wereldtitel. Wat Lionel Messi in 2022 deed in Qatar, wil Ronaldo volgend jaar ervaren in de Verenigde Staten.

„Voetbal is nog altijd mijn passie. Mijn familie zegt wel eens dat het tijd is om te stoppen, en dan vragen ze waarom ik die kaap van duizend goals wil halen als ik er toch al 900 heb. Maar zo denk ik niet. Ik doe nog genoeg goede dingen, en kan mijn club en land nog helpen. Waarom zou ik dan stoppen? Als ik stop, wil ik het gevoel hebben dat ik álles heb gegeven. Ik heb niet veel jaren meer, maar de paar jaar die ik nog heb, ga ik koesteren.”