De komst van de lente, Milaan-Sanremo. Op zaterdag 18 maart vindt het eerste Monument van het wielerjaar plaats. Volgens velen de makkelijkste klassieker om te rijden, maar de moeilijkste om te winnen. Wie overleeft de Poggio? Welke renners moet je in de gaten houden? En hoe kan je de wedstrijd volgen? Het antwoord op al die vragen vind je hier.
Milaan-Sanremo heeft al jaren de naam als langste klassieker, maar ook als de meest conservatieve. De formule blijft nagenoeg steeds ongewijzigd. Toch heeft La Primavera dit jaar één wijziging doorgevoerd. De start wordt niet langer gegeven in Milaan, maar vanuit Abbiategrasso: een dorpje zo’n 25 kilometer van Milaan. Om 9u55 beginnen de renners aan de 114de editie van de lenteklassieker. Het eerste Monument van het voorjaar telt 294 kilometer.
Na 30 kilometer over vlakke wegen bevindt het peloton zich alweer op de klassieke route naar de finish in Sanremo. De finale wordt ingeluid door een opeenvolging van beklimmingen. Te beginnen met de drie Capi: de Capo Mele, Capo Cervo en Capo Berta. Echte scherprechters zijn het niet, maar het kan wel al een teken aan de wand zijn. Wie dan de benen al voelt tegenspartelen, is eraan voor de moeite.
De Cipressa en de Poggio zullen definitief het kaf van het koren scheiden. De Cipressa is iets meer dan 5,6 km lang, met een stijgingspercentage van 4,1%. Niet onmogelijk voor sprinters, maar ze zullen hun tenen toch flink mogen uitkuisen om aan te klampen. Op het hoogste punt van de Cipressa is het nog 21,6 kilometer tot de finish, maar wanneer de renners over de top zijn, is het gevaar nog niet gaan liggen. De afdaling is haast even belangrijk als de beklimming.